Leerproblemen
Wat is een leerprobleem?
Dyslexie, dysorthografie, dyscalculie (lees-, schrijf- en rekenstoornissen) vinden hun oorsprong in tekorten in het taalvermogen van het kind.
Dyslexie/dysorthografie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot toepassen van lezen en/of spellen.
Bij rekenstoornissen is er sprake van moeilijkheden bij specifieke rekenvaardigheden. Dyscalculie is een stoornis die wordt gekenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en vlot/accuraat oproepen/toepassen van reken- en wiskundevaardigheden.
Wat doet de logopedist?
Het aanmelden gebeurt op doorverwijzing van school, CLB, … of op eigen initiatief. We starten steeds met een persoonlijk anamnesegesprek (dit kan ook telefonisch). Tijdens het anamnesegesprek proberen we de hulpvraag in kaart te brengen. Ook brengen wij u op de hoogte van de praktische werking van de praktijk, de inhoud van de onderzoeken, de honoraria en de mogelijkheden tot terugbetaling vanuit het RIZIV of aanvullende verzekering van de mutualiteit.
Daarna volgt een uitgebreid diagnostisch onderzoek. Dit gebeurt aan de hand van verschillende tests. Op basis van de testresultaten wordt een verslag opgesteld. Dit wordt met u besproken in een adviesgesprek. We geven ook informatie over de mogelijke behandeling.
Taalstoornis
De taalontwikkeling verloopt volgens een bepaald patroon; de verschillende stadia van de taalontwikkeling. Bij een aantal kinderen kent deze ontwikkeling een vertraagd of afwijkend verloop.
De stoornis treft zowel de ontwikkeling van de taalvorm (verbuigingen en vervoegingen en de zinsbouw), de taalinhoud (woordenschat) als het taalgebruik (het gebruik van taal in verschillende situaties).
Kenmerken zijn:
- het kind spreekt (nog) niet of opvallend minder
- het spreekt in onvolledige, kromme zinnen
- het spreken is minder goed verstaanbaar
- soms begrijpt het kind niet goed wat er gezegd wordt
Bij een taalachterstand moet het schoolse leren steeds nauwgezet opgevolgd worden; immers alle lessen worden aangeboden in ‘taal’.
Ook bij meertaligheid kan een taalstoornis optreden. Men spreekt van twee- of meertaligheid wanneer kinderen tijdens hun ontwikkeling in aanraking komen met meer dan één taal. Het gaat hierbij om kinderen van ouders met verschillende moedertalen, die vanaf de geboorte tweetalig worden opgevoed. Daarnaast gaat het om kinderen van anderstalige ouders die thuis hun moedertaal spreken en in de kinderopvang of op school het Nederlands als tweede taal leren.
Wanneer er een stoornis of achterstand is in de eerste taal (moedertaal), zal ook de ontwikkeling van de tweede taal verstoord verlopen. Dit kan het gevolg zijn van een wisselend, gebrekkig of onvoldoende aanreiken van taal in verschillende situaties (taalaanbod).
Vroegtijdige onderkenning van de taalproblemen in de voor – en vroegschoolse periode en begeleiding van de kinderen en hun ouders, bevordert de taalontwikkeling en verbetert de kansen van deze kinderen.
Wat doet de logopedist?
De logopedische begeleiding richt zich op communicatieproblemen en verstaanbaarheid. Hierbij staat de wisselwerking tussen kind en logopedist centraal. De logopedist traint het taalbegrip en verbetert het luistergedrag; er wordt gewerkt aan de woordenschat, de zinsbouw en spontaan spreken.
Bij twee- of meertaligheid is samenwerking met de omgeving vereist.
Afwijkend mondgedrag OMFT (=oromyofunctionele therapie)
Wat is OMFT?
Meer dan 80% van de kinderen vertoont afwijkende mondgewoonten, zoals:
- duimen
- vingerzuigen
- liplikken
- nagelbijten
- open mondgedrag
- mondademing
- infantiel slikpatroon
- lispelen
- lage of tegen de tanden aan liggende tong in rust
- verkeerd slikpatroon
Bij een ‘normale slik’ zien we de tongpunt niet tegen de tanden. Het middelste gedeelte van de tong wordt aangezogen tegen het verhemelte. Bij een ‘afwijkende slik’ rust de tongpunt tegen de voortanden aan. De tong zuigt mogelijk aan maar heeft niet de kracht om aangezogen te blijven en zakt naar beneden, daarna duwt de tong zich naar voren tegen de tanden. Of de tong duwt opzij tegen de kiezen. Dit resulteert in een ‘open beet’ ter hoogte van de voortanden of kiezen.
Afwijkende mondgewoonten geven bijna altijd een afwijking in de tandstand. Daarom is de samenwerking met een orthodontist soms noodzakelijk. Een combinatie van behandelingen zorgt voor een stabiel resultaat.
Wat doet de logopedist?
Wanneer er sprake is van afwijkende mondgewoonten, dan wordt eerst het duimen, nagelbijten, liplikken of vingerzuigen afgeleerd. Daarna gaat de logopedist aan de slag met het herstellen van het evenwicht van de spieren in het mondgebied. Aan de hand van een werkschema worden lip en tongspieren getraind. Daarnaast wordt de correcte manier van slikken aangeleerd met eten en drinken in verschillende consistenties.
Naast de ‘actieve’ behandeling kan de logopedist ook de eerste fase van de ‘Myobrace’ inzetten. Het doel van de Myobrace is het afwijkende mondgedrag ook ’s-nachts te elimineren. De Myobrace wordt 1 uur op de dag en de hele nacht gedragen worden.
Articulatie
Er zijn 2 soorten articulatiestoornissen: fonetische en fonologische articulatiestoornissen.
Iedereen kent wel een kind waarbij het niet lukt om de /r/ uit te spreken of waarbij de tong tussen de tanden komt bij de /s/. Dit is een fonetische articulatiestoornissen. Hierbij is het kind motorisch niet in staat is om een bepaalde klank correct uit te spreken. De lip- en tongspieren zijn onvoldoende ontwikkeld.
Men spreekt van een vertraagde spraakontwikkeling (fonologische stoornis) als de spraak van het kind duidelijk achterblijft in vergelijking met die van de leeftijdgenootjes. Jonge kinderen spreken de woorden meestal onvolledig uit. Bijvoorbeeld ‘toe’ voor ‘stoel’ of ‘ba’ voor ‘bal’. Sommige kinderen blijven langer dan normaal uitspraakfouten maken. Dit kan de verstaanbaarheid zodanig beïnvloeden dat het kind zich soms niet duidelijk kan maken. Een vertraagde spraakontwikkeling gaat vaak samen met een vertraagde taalontwikkeling, maar dit is zeker niet altijd zo.
Wat doet de logopedist?
De logopedist gaat na wat de oorzaak van het fonetisch articulatieprobleem is (zie afwijkende mondgewoonten, OMFT). Het onderscheid tussen de goede en de foute klank wordt aangeleerd; hierbij worden het luisteren, kijken en voelen ingeschakeld. Met mondmotorische oefeningen worden de spieren in de mond versterkt en men leert de tong en lippen op de juiste wijze te gebruiken. Tenslotte moet de goede uitspraak gebruikt worden in het gewone spreken.
Ook bij de behandeling van fonologische articulatiestoornissen gaan we op zoek naar de meest geschikte methode voor elk kind. Het kind wordt attent gemaakt op het verschil in betekenis van woorden en leert het contrast horen tussen twee woorden. Pas daarna gaat het kind over tot de eigenlijke productie van de woorden. Hierbij merkt het kind dat het verkeerd uitspreken van een woord tot begripsverwarring leidt. Via allerlei spelletjes oefenen we deze woorden.
Neurologische problemen
Dysartrie is een spraakstoornis die wordt veroorzaakt door een beschadiging van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld hersenbloeding, tumor, …). Hierdoor kan de spraakverstaanbaarheid verminderd zijn. Er kunnen problemen optreden bij ademhaling, stemgeving, resonantie, articulatie en prosodie. De ernst varieert van een lichte vorm (die voor de omgeving weinig merkbaar is) tot een anartrie (geen functionele spraak). Het taalbegrip van een persoon met dysartrie is intact.
Afasie is een verworven taalstoornis na een beroerte of een trauma. Iemand met afasie verliest door een hersenletsel zijn vermogen om taal te begrijpen en/of te gebruiken. Ook het lezen en schrijven kunnen aangetast zijn. Andere bijkomende stoornissen zijn: verlammingen, problemen met het geheugen, oriëntatieproblemen, …
Een slikstoornis (dysfagie) kan optreden na een hersenletsel (bijvoorbeeld door een beroerte, ongeval, tumor) of een aandoening van het zenuwstelsel (zoals MS, Parkinson, ALS). De patiënt kan de spieren die nodig zijn bij het slikken niet correct (meer) aansturen waardoor hij/zij zich vaak verslikt, het voedsel niet kan doorslikken,…
Wat doet de logopedist?
Deze behandeling is zeer persoonsgebonden en afhankelijk van de ernstgraad van het taalprobleem of het slikprobleem. Deze patiënten kunnen behandeld worden aan huis, in de praktijk of in het rusthuis. Er is nauw overleg met de partner, familie, het team in het rusthuis en (huis)arts.
Wat is Typ10?
Typ10 is een ongelooflijk leuke methode om kinderen blind te leren typen. Elk kind vanaf 9 jaar kan op een speelse manier, zonder tijdsdruk, de basisvaardigheden aanleren en dit in slechts 10 lessen van 1 uur. Dit kan individueel gegeven worden maar ook in groepjes van maximum 5 leerlingen. Na de 10 lessen kunnen de kinderen blind typen. Hierna kan de aanvullende module van Typ 10 online gevolgd worden waarbij het accent ligt op de correctheid en het tempo van het blind typen. Deze cursus is ook geschikt voor kinderen met leer- en ontwikkelingsproblemen.